Tellen

Bij het tellen van aantallen voertuigen wordt elk uur (of ander gekozen interval) het getelde aantal opgeslagen in het geheugen van de telkast. Bij lussen is dit het aantal voertuigen, bij slangen het aantal assenparen, waarbij een personenauto als “1” wordt geteld, en een vrachtwagen met vier assen als “2”. De telkast is meestal een SCC.

 

Classificeren

Door twee lussen of slangen achter elkaar te leggen kan door middel van het tijdverschil de snelheid en de lengte van het voertuig bepaald worden. Bij classificatie worden de gemeten snelheden en lengtes ingedeeld in klassen. Deze klassen worden bepaald door grenzen op te geven, bijvoorbeeld alle voertuigen die tussen 30 en 40 km/u rijden en tussen 2,0 en 3,5 meter lang zijn worden apart geteld. Een veel toegepaste 24-klassen-indeling voor binnen de bebouwde kom is snelheidsgrenzen op 20, 30, 40, 50, 60, 70 en 80 km/u en lengtegrenzen op 3,5 en 7,0 meter. Ook nu wordt elk uur (of een ander gekozen interval) elke getelde klasse opgeslagen in het geheugen van de telkast. Bij classificatie met slangen is de telkast vrijwel altijd een DTAC of een SCCL. Bij detectielussen wordt meestal een SCA of SCA2 toegepast.

Verkeerstelgegevens

De telgegevens die in het geheugen van de telkast zitten, worden regelmatig door een monteur ter plaatsen uitgelezen. Veel permanente meetlocaties zijn echter voorzien van een (GPRS/LTE-M) modem en een zonnepaneel en kunnen op afstand uitgelezen worden, en zo jarenlang autonoom gegevens verzamelen.

Voor verdere informatie over de verschillende verkeerstellers kijk dan in het submenu.

Informatie:
Email: info@dinaf.nl

Meten is weten… Dinaf Traffic Control B.V. maakt het waar.

Comments are closed.